Luchtvervoer


Bij het internationale luchtvervoer is de aansprakelijkheid van de vervoerder onder meer geregeld in het Verdrag van Montreal.

Volgens het Verdrag van Montreal, rust erop de vervoerder er een zogenaamde resultaatsverbintenis. De vervoerder dient op grond hiervan de zaken in dezelfde staat en zonder vertraging af te leveren als waarin hij deze in ontvangst heeft genomen.

De periode waarin de luchtvervoerder de zaken onder zich heeft in verband met het vervoer is hij aansprakelijk voor beschadiging en vertragingsschade. De luchtvervoerder is echter niet aansprakelijke voor eventuele ontstane gevolgschade. Er zijn een aantal omstandigheden, het is wel zo dat deze ontheffingsgronden beperkt zijn voor de luchtvervoerder.

In het geval van vertragingsschade heeft de vervoerder altijd nog de mogelijkheid zich te kunnen beroepen op vervoerdersovermacht, met andere woorden omstandigheden welke hij niet heeft kunnen voorzien dan wel kunnen voorkomen.

Er dient voor het luchtvervoer een luchtvrachtbrief te worden opgemaakt.

In het geval dat de luchtvrachtbrief niet volledig is of zelfs ontbreekt, dan heeft dit geen invloed met betrekking tot het bestaan of de geldigheid van de vervoersovereenkomst als zodanig. Het Verdrag van Montreal blijft van toepassing.

Het bewijs van het bestaan van de vervoerovereenkomst wordt gevormd door de luchtvrachtbrief, de voorwaarden, alsmede dat de zaken door de luchtvervoerder in ontvangst zijn genomen. Verder is het zo, dat de luchtvrachtbrief tevens informatie verschaft omtrent het gewicht, de afmetingen en de verpakking van de zaken.

Het doel van het Verdrag van Montreal was en is om uniformiteit te brengen in de regelgeving van het internationale luchtvervoer. Opgemerkt moet worden, dat niet alle landen het Verdrag van Montreal hebben geratificeerd, waardoor nog geen uniformiteit in het luchtvervoer bestaat.

Hert daarom noodzakelijk en belangrijk, dat wordt achterhaald welk rechtsregime op het luchtvervoer van toepassing is. Binnen Europa mag men aannemen, dat in de meeste gevallen het Verdrag van Montreal van toepassing zal zijn. Voor het luchtvervoer buiten Europa kunnen andere rechtssystemen van toepassing zijn, hetgeen van geval tot geval nauwkeuring moet worden uitgezocht.


 

Het Verdrag van Montreal is van toepassing tussen twee staten, die beide het verdrag hebben geratificeerd. Wanneer er sprake is van luchtvervoer, waarbij het vertrek en de aankomst binnen één en dezelfde verdragsstaat is, maar met een tussenstop in een andere staat, dan is het Verdrag van Montreal eveneens van toepassing. Het is wel van belang, dat in een dergelijke situatie de partijen met elkaar de tussenstop in die andere staat zijn overeengekomen en het maakt in een dergelijk geval niet uit of die staat het Verdrag van Montreal al dan niet heeft geratificeerd.

De structuur van het Verdrag van Warschau wordt door het Verdrag van Montreal gevolgd en hierin is de aansprakelijkheid geregeld van de luchtvervoerder met betrekking tot:

  • dood of letsel van de passagiers;
  • schade aan bagage;
  • schade aan vracht;
  • schade door vertraging

Hierbij zal slechts worden stilgestaan bij schade aan de vervoerde zaken (de vracht) en schade ontstaan in de aflevering van de vervoerde zaken als gevolg van vertraging.

De hoofdverplichting van de luchtvervoerder is terug te vinden in artikel 18 van het Verdrag van Montreal, welke een zogenaamde resultaatsverbintenis behelst.

De luchtvervoerder is hierdoor verplicht de zaken, welke hij ten vervoer heeft ontvangen in de dezelfde staat uit te leveren, als waarin hij deze heeft ontvangen.

Met betrekking tot vertraging rust er op de luchtvervoerder, overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van het Verdrag van Montreal eveneens een resultaatsverbinding en deze dient de zaken zonder vertraging te vervoeren.

In het geval dat de luchtvervoerder niet aan deze verplichtingen voldoet, dan is hij in beginsel aansprakelijk voor de schade die als gevolg hiervan ontstaat.

In het Verdrag van Montreal zijn in artikel 18 een viertal ontheffingsmogelijkheden voor de luchtvervoerder opgenomen. De luchtvervoerder is niet aansprakelijk voor de schade, mits hij zich terecht op deze ontheffingsgronden kan beroepen.

Het gaat hier de navolgende ontheffingsgronden:

  • eigen gebrek;
  • gebrekkige verpakking;
  • gewapend conflict;
  • overheidsdaad.

 

Zoals genoemd is de luchtvervoerder aansprakelijk voor vertragingsschade, tenzij hij zich kan beroepen op vervoerdersovermacht, waarbij hij dient te bewijzen, dat hij alsmede de door hem ingeschakelde hulppersoenen alle maatregelen hebben genomen, welke redelijkerwijs verlangd konden worden om de schade te voorkomen.

De luchtvervoerder heeft verder nog de mogelijkheid in ge val van schade om zich te beroepen op de eigen schuld van de claimgerechtigde als oorzaak van de schade.

De luchtvervoerder is volgens de bepalingen van artikel 18 lid 3 van het Verdrag van Montreal aansprakelijk voor schade gedurende de periode, dat hij de zaken onder zijn hoede heeft, hieronder vallen dus ook zaken, welke nog niet in het luchtvaartuig zijn geladen of reeds uit het luchtvaartuig zijn geladen.

In het geval van zaakschade aan de vervoerde zaken of vertragingsschade kan er van de luchtvervoerder een schadevergoeding worden gevorderd.

Van deze vergoeding is uitgesloten gevolgschade!

De aansprakelijkheid van de luchtvervoerder wordt in artikel 22 van het Verdrag van Montreal beperkt tot een limiet van 19 S.D.R. per kilogram. De genoemde limiet is een onbreekbare limiet, hetgeen tot gevolg heeft, dat zelfs in het geval van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemers of hulppersonen de luchtvervoerder, dit niet zal leiden tot een doorberekening van de aansprakelijkheidslimiet van 19 S.D.R. per kilogram.

In het geval, dat de zaken door de luchtvervoerder met vertraging worden afgeleverd, dan is de luchtvervoerder slechts gehouden tot de vergoeding van de eventuele marktprijsdaling van deze zaken.

Het Verdrag van Montreal staat in artikel 25 wel toe, dat partijen een afwijkende aansprakelijkheidslimiet met elkaar mogen afspreken, mits dit in het voordeel van de afzender is.

“a carrier may stipulate that the contract of carriage shall be subject to a higher limit of liability than those provided for in this convention or to no limits of liability whatsoever”.

Iedere afwijking in de aansprakelijkheidslimiet ten nadele van de afzender is volgens artikel 26 van het Verdrag van Montreal nietig.

Simpel gesteld: een hogere limiet mag wel worden afgesproken, een lagere niet!

Op de luchtvervoerder rust een risicoaansprakelijkheid, dit is de feitelijke kern van de regeling onder het Verdrag van Montreal, echter de aansprakelijkheidslimiet kan niet worden doorbroken.


 

Deze regeling kan niet worden omzeild, doordat de ladingbelanghebbende bijvoorbeeld tegen de hulpersoon van de luchtvervoerder een vordering uit onrechtmatige daad instellen.

Het is voor de hulpersoon van de luchtvervoerder eveneens mogelijk zich te beroepen op de aansprakelijkheidslimitering van 19 S.D.R. per kilogram. Dit geldt ook in het geval van opzet of bewuste roekeloosheid. Een voorwaarde is wel, dat de hulppersoon gehandeld heeft in raamwerk van de werkzaamheden waarvoor hij door de luchtvervoerder werd ingeschakeld!

Het komt voor in de praktijk, dat luchtvervoerders wel eens afwijken van het Verdrag van Montreal door een Airway Bill te accepteren, waarin wordt verwezen naar het Verdrag van Warschau.

De aansprakelijkheidslimiet kan onder het Verdrag van Warschau wel doorbroken worden.

De afzender en de luchtvervoerder kunnen ook onder het Verdrag van Montreal met elkaar afspreken via een speciaal beding dat de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder is beperkt tot de opgegeven waarde van de zaken. De afzender zal dit alleen wensen indien de waarde van de te vervoeren zaken meet bedraag dan 19 S.D.R. per kilogram. Er wordt dan gesproken van een zogenaamde waarde declaratie. In een dergelijk geval is het voor de luchtvervoerder onmogelijk om zijn aansprakelijkheid te beperken tot de in het Verdrag genoemde limiet van 19 S.D.R. per kilogram.

De luchtvervoerder is dan aansprakelijk tot de opgegeven waarde van de zaken.

Het artikel 4 lid 1 van het Verdrag van Montreal bepaalt, dat er een luchtvrachtbrief moet worden opgemaakt voor het vervoer en hierop dient het gewicht van de zending te worden vermeld alsmede de plaats van vertrek en de plaats van bestemming.

In het geval dat er geen luchtvrachtbrief aanwezig is respectievelijk deze is niet overeenkomstig de regels opgemaakt, dan regelt artikel 9 van het Verdrag van Montreal dat dit niet de geldigheid van de vervoerovereenkomst zal aantasten. Het Verdrag van Montreal blijft in een dergelijke gevallen gewoon van toepassing.

Het is tevens mogelijk volgens het Verdrag van Montreal om gebruik te maken van een elektronische vrachtbrief. Hiervan wordt nog onvoldoende gebruik van gemaakt omdat:

  • in veel landen nog steeds een papieren luchtvrachtbrief vereist is voor de afhandeling door de douane;
  • het feit, dat de computersystemen van luchtvaartmaatschappijen, afhandelaars, wegvervoerders en expediteurs niet op elkaar aansluiten;
  • niet alle staten het Verdrag van Montreal hebben geratificeerd.

 

Er moeten door de afzender drie originele exemplaren van de luchtvrachtbrief worden opgemaakt.

Op het eerste exemplaar moet worden vermeld “for the carrier” en deze wordt getekend door de afzender. Het tweede exemplaar wordt getekend door de afzender en de vervoerder en hierop staat vermeld “for the consignee”. Het derde exemplaar wordt getekend door de vervoerder en dit exemplaar krijgt de afzender in handen zodra de vervoerder voor ontvangst van de zaken heeft getekend.

De handtekening van de afzender en de vervoerder kunnen worden gedrukt of worden vervangen door een stempel, of langs elektronische weg op de luchtvrachtbrief worden geplaatst.

De luchtvrachtexpediteurs maken in de praktijk meestal de luchtvrachtbrieven namens de afzender op.

De afzender van de zaken staat volgens artikel 10 van het Verdrag van Montreal in voor het feit, dat de vermeldingen van en bijzonderheden met betrekking tot de te vervoeren zaken op de luchtvrachtbrief juist zijn.

De luchtvrachtbrief heeft op grond van artikel 11 van het Verdrag van Montreal – of, bij een elektronische vrachtbrief, een dubbele bewijsfunctie. De vrachtbrief is het bewijs van de vervoersovereenkomst en de daarbij behorende voorwaarden en tevens dat de zaken door de luchtvervoerder in ontvangst zijn genomen.

Deze bewijsregels volgens artikel 11 van het Verdrag van Montreal hebben slechts betrekking op de uiterlijke staat van de zaken (“apparent condition”). Uiteraard mag de luchtvervoerder tegenbewijs leveren.

De hoeveelheid, de omvang en de toestand van de zaken, zoals vermeld op de luchtvrachtbrief en voor zover het een en ander geen betrekking heeft op de uiterlijke staat van de zaken vormen geen bewijs van de juistheid van die vermelding. In het geval dat de luchtvervoerder met deze vermelding akkoord is gegaan en op de luchtvrachtbrief of het ontvangstbewijs daarvan een aantekening een aantekening heeft geplaatst, dan is dit anders.

Het beschikkingsrecht over de zaken ligt volgens artikel 12 van het Verdrag van Montreal bij de afzender, totdat dit recht overgaat op de geadresseerde. Zodra de zaken op de plaats van bestemming aankomen, dan gaat in de regel, het beschikkingsrecht over op de geadresseerde.

Wie vorderingsgerechtigd is, dat is helaas niet in het Verdrag van Montreal geregeld.



De hoge Raad heeft ooit in een uitspraak bepaald, dat onder het Verdrag van Warschau het beschikkingsrecht en het vorderingsrecht aan elkaar zijn gekoppeld. Op basis van deze jurisprudentie is het aannemelijk, dat dit eveneens toepasselijk zou kunnen zijn op vorderingen die vallen onder het Verdrag van Montreal.

Als de geadresseerde de zaken zonder protest in ontvangst neemt, dan wordt volgens artikel 31 lid 1 van het Verdrag van Montreal het vermoeden aangenomen, dat deze de zaken in goede staat van de luchtvervoerder in ontvangst heeft genomen.

De geadresseerde moet in geval van beschadiging binnen 14 dagen na ontvangst van de zaken protesteren. Dit protest kan door de geadresseerde worden gedaan door op de luchtvrachtbrief een voorbehoud te maken, dan wel schriftelijk de luchtvervoerder, let op (!) en wel binnen de termijn van 14 dagen, aansprakelijk te houden voor de schade aan de zaken.

In het geval dat de geadresseerde niet voldoet aan de gestelde eisen conform artikel 31 van het Verdrag van Montreal, dan vervalt zijn vorderingsrecht. De protesttermijn gaat in op de dag nadat de zaken in ontvangst zijn genomen.

De Hoge Raad heeft aan deze regeling onder het Verdrag van Warschau zeer strikt de hand gehouden, waarbij zij heeft beslist dat voldaan moet worden aan deze protesttermijn, ook al was de luchtvervoerder al bekend met de schade. Het is een bepaling, welke voor ladingclaims zware gevolgen kan hebben.

Het vorderingsrecht op de luchtvervoerder vervalt volgens de bepaling van artikel 35 van het Verdrag van Montreal na twee jaar. Het Verdrag van Montreal kent geen verlengingstermijn. Het verzenden van een schriftelijk aansprakelijkstelling aan de luchtvervoerder doet deze termijn evenmin stuiten. Deze termijn kan daardoor allen veilig worden gesteld door het uitbrengen van een dagvaarding.

De vervaltermijn vangt aan op:

  • de dag van aankomst van het luchtvaartuig op de plaats van bestemming, dan wel;
  • de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen, dan wel;
  • het moment dat het luchtvervoer werd onderbroken.

 

 

Een “bijzondere” wijze van het uitvoeren van de luchtvervoerovereenkomst is trucking.

Hierbij wordt het (lucht)vervoer tussen twee (lucht) havens geheel of gedeeltelijk over de weg uitgevoerd. In het Verdrag van Montreal is bepaald, dat tussen de luchtvervoerder en de ladingbelanghebbende het verdrag eveneens van toepassing is op het traject, dat over de weg wordt uitgevoerd. De afzender en dit is een vereiste, moet hiervan niet in kennis zijn gesteld : “without the consent of the consignor”.

Vindt het wegvervoer plaats met de toestemming van de afzender, dan bepaalt artikel 38 van het Verdrag van Montreal, dat er in een dergelijk geval sprake is van een overeenkomst van gecombineerd vervoer.

Dit kan bijvoorbeeld inhouden, dat op het traject over de weg het C.M.R. Verdrag van toepassing is.

Tussen het C.M.R. Verdrag en het Verdrag van Montreal bestaat een groot verschil in rechtsregime.

Zo is de aansprakelijk van de vervoerder onder het C.M.R. Verdrag in geval van schade en verlies van de zaken beperkt tot 8,33 S.D.R. per kilogram, ten opzicht van 19 S.D.R. per kilogram onder het Verdrag van Montreal. Daarentegen kan onder het C.M.R. Verdrag onder bepaalde omstandigheden de limiet worden doorbroken en is de luchtvervoerder voor de volledige schade aansprakelijk.

De (internationale) bevoegdheid heeft de rechte van het land waar de:

  • Vervoerder woont;
  • Vervoerder zijn hoofdzetel heeft;
  • Vervoerder die de overeenkomst heeft gesloten, is gevestigd;
  • Plaats van bestemming van de lading is gelegen.